maandag 28 november 2011

Jan Kloos in de Indische Courant

Een alleraardigst interview met Jan Kloos, schrijver van het boek "Noordwijk in de Loop de Eeuwen" is te vinden in de "Indische Courant " van 19 september 1928. Hier het artikel en de transcriptie.



[Transcriptie]
NEDERLAND.


KLOOS TE NOORDWIJK.

Bakker en historieschrijver.

Wij lezen in het Hbld.: We waren in de Noordwijksche Voorstraat den boekhandel van Dorsman binnen gegaan, omdat de oude heer Dorsman voorzitter van „Vreemdelingenverkeer' is, dus een bron van wetenswaardigheden over de badplaats. En toen we in den winkel eens rondkeken, zagen we voor op de boekentafel een omvangrijk werk liggen in een gelen band : „Noordwijk in den loop der eeuwen", door J. Kloos. „Wie is die Kloos ? Een Noordwijker ?" — Dat is Kloos, de bakker. Hij heeft hier altijd gewoond, en in zijn vrijen tijd — dien hij niet veel gehad heeft — zocht hij de geschiedenis van Noordwijk uit. Aan dit boek heeft hij zeven jaar gewerkt. De heer Dorsman haalde het boek nog voor den dag. — Geen datum heeft hij zonder onderzoek van de laatste bron neergeschreven, en geen feit vond hij van te weinig beteekenis om het te vermelden. Trouwens, het voorwoord, dat prof. Blok erbij geschreven heeft, bewijst wel, dat het.boek goed is, als historisch werk. „Woont hij hier in de buurt?" — Aan het Kerkhofpad. ledereen kent hem. Een adres, dat iedereen kent, is niet altijd gemakkelijk te vinden, omdat de meeste wegwijzers meenen, dat je 't óók diende te kennen en daarom in hun inlichtingen wat onduidelijk zijn. Maar we kwamen dan toch voor de deur van het huisje, waar „de ouwe Kloos" woont. „Hij zal op zijn studeerkamer zitten", hadden ze gezegd; „maar je kan wel anbellen". Maar ik begreep, dat als ik wat meer van de dingen wilde weten, dat ik dan tot de bronnen moest gaan. Als je geen wetenschappelijke opleiding hebt genoten, is dat niet gemakkelijk. Eerst kon ik alleen maar werken in de boeken, die ik uit de bibliotheek van den Kerkeraad kon krijgen, maar later ging ik ook naar het Rijksarchief, naar de Koninklijke bibliotheek en de Universiteitsbibliotheek in Leiden. „En hebt u dan de resultaten van uw onderzoekingen gepubliceerd ?" — Nee; ik had geen idee in publicaties. Alleen schreef ik wel eens een stukje in de Noordwijker. „Hoe is u dan in aanraking gekomen met prof. Blok ? Hebt u hem opgezocht ?" — Ik had nooit van hem gehoord. Hij woonde hier voor 1890, en toen heeft hij wel eens over me hooren spreken, want op een dag zocht hij me op. En nadien is hij me blijven helpen. Hij had er schik in gekregen en ik heb veel van hem geleerd. „Dat werk moest dus allemaal worden gedaan, terwijl u de bakkerij had?" — Het was wel druk, maar ik deed het met plezier. In de bakkerij werkte ik alleen, maar dan moest ik ook nog het brood rondbrengen. En 's avonds, als de anderen naar bed waren, kon ik dan rustig studeeren tot één of twee uur. Eerst heb ik veel gecopiëerd, ook uit oude stukken. Ik kreeg de leenbrieven van de Heerlijkheid Noordwijk in handen en ging die vertalen. Graaf Van Limburg Styrum, die Heer van Noordwijk is, laat mij vrij in het familiearchief werken en de stukken, die ik noodig heb, kan ik mee naar huis nemen. En met een gelukkig gezicht kwam de heer Kloos met zijn doozen aandragen. Een winkel heeft hij niet meer, omdat hij enkele jaren geleden de zaak aanzijn zoon heeft overgedaan en sindsdien heeft hij zich uitsluitend aan de studie kunnen geven. De historie van zijn woonplaats, dat is het wat hem nu dagelijks bezig houdt en wie daar belang in stelt, die is welkom. Dus liet hij weten, toen we hadden aangebeld, dat we maar moesten boven komen. In het kleine kamertje, met rondom de volle boekenplanken,zat de oude heer Kloos achter zijn tafeltje. Een rustige, stille man, die zóó als hij voelt, dat er werkelijke belangstelling voor zijn werk is, verlevendigt, en stukken en doozen voor den dag haalt met gegevens uit particuliere archieven, waarin hij onbelemmerd rondzoeken mag. Want dat blijkt wel zijn grootste levensvreugde te zijn : zelf de bronnen te mogen napluizen, en bijzonderheden voor den dag te halen, die in geen historisch werk vermeld zijn, en waarnaar ook niet verwezen wordt, omdat de schrijver de bron niet kende. „Maar hoe is het mogelijk, dat u tijd kunt vinden voor dat werk ?"

— Dat kan ik nu, omdat ik allen tijd voor mijn studie heb. In 1920 heb ik de bakkerij aan mijn zoon overgedaan. „U is toch veel langer dan acht jaar met deze studie bezig ?"

—Ja, ik kan wel zeggen een vijftig jaar. Want ik ben nu 68, en toen ik op mijn 12e jaar de school verliet, begon ik me al voor de geschiedenia te interesaeeren. Veel had ik niet geleerd. Het nadeel daarvan heb ik bij al mijn werk ondervonden.

„Was er een bijzondere aanleiding — vroegen wij—die uw belangstelling voor de geschiedenis heeft wakker gemaakt ?"

— Toen ik pas van de school was gekomen, kreeg ik het eerste deel van Wagenaar in handen —ik bezit nu het heele werk — en dat boeide me zóó, dat ik het geheel ging overschrijven. Dat overschrijven van boeken en oude stukken heb ik later meer gedaan en daar veel van geleerd. Voor dat rijke archief, waarvan het vele belangwekkende op een geboren historicus als deze onvermoeide werker heeft moeten wachten, is de heer Kloos nu bezig op te maken een „Inventaris van het archief der Heerlijkheid Noortwijck, Offem, Langevelt en Ter Lucht". Bij elken titel geeft hij een korte samenvatting van den inhoud van het document ; waarmee hij dus een ontzaglijken arbeid heeft op zich genomen. En het is wel een bewijs van het volkomen vertrouwen, dat graaf Van Limburg Stirum in dezen eenvoudigen werker stelt, dat hij hem in familie archief onbeperkte vrijheid laat. Maar het is den ouden heer Kloos dan ook om niets anders te doen dan om de studie. —Wie iets weten wil uit deze archieven, kan altijd bij me komen, zegt hij. Ik maak ook afschriften van stukken en die geef ik aan wie er om vraagt. Voor geld doe ik het niet; het is voor mij alleen liefhebberij. Er komen vaak menschen om inlichtingen bij mij en dan kan ik ze meestal helpen. „En wordt van alles wat u naspeurt niets gepubliceerd?" — Ik heb nu mijn boek over Noordwijk gegeven en ik ben vast medewerker aan de Jaarboeken van de Vereen. „Oud- Leiden". Ik ben ook lid van het Historisch Genootschap. Het viel den ouden pluizer moeilijk, toen hij eenmaal over zijn liefde aan het praten was, om niet telkens weer met een ander oud stuk voor den dag te komen. Maar hij had zijn copieën nog niet laten zien. En daar mocht hij toch werkelijk wel wat trotscher op zijn. Nog altijd is zijn handschrift zoo mooi en gelijkmatig, dat de letters gedrukt lijken inplaats van geschreven. Toen we afscheid namen, ging bakker Kloos tot de deur mee : „als u inlichtingen noodig hebt, ben ik altijd bereid". En hij keerde terug tot zijn kamertje met zijn geliefde boeken en documenten om verder te werken aan zijn archief van de „Heerlijkheid Noortwijck".

Kop: X NEDERLAND. Bakker en historieschrijver. KLOOS TE NOORDWIJK.

Krantentitel: X De Indische courant

Datum, editie: X 19-09-1928, Dag

Jaargang, nummer: X 8, 4

Uitgever: X [ s.n.]

Plaats van Uitgave: X Soerabaia

dinsdag 1 november 2011

Marente de Moor


Marente de Moor heeft de AKO Literatuurprijs 2011 gewonnen met haar boek 'De Nederlandse maagd". De Moor kreeg een beeldje en 50.000 euro. Mooie start! Haar moeder, Margriet de Moor was reeds eerder winnaar van de prijs.

maandag 17 januari 2011

Erich Maria Remarque

Erich Maria Remarque (pseudoniem van Erich Paul Remark) (Osnabrück, 22 juni 1898 – Locarno, 25 september 1970) met zijn eerste vrouw Jutta Ilse "Peter" Zambona [Jeanne Zamboul) waarmee hij tot twee keer toe in het huwelijk trad u kunt nog meer foto's van hem bewonderen. In 1931 veroorzaakt hij een aanrijding op de Rijnsburgerweg bij Leiden. Hoewel hij de pers liever ontwijkt slaagt een journalist erin hem tijdens zijn verblijf in Noordwijk te interviewen. Hij komt in dit interview in het Vaderland van 14 juli 1931 aan het woord over zijn boek Im Westen nichts neues en over Noordwijk waar hij graag verblijft.
r
De schrijver van „lm Westen nichts Neues", Erich Maria Remarque, is afgestapt in Huis ten Duin te Noördwijk aan Zee, waar hij eenige weken hoopt door te brengen""
Hier volgt de tekst:
Op bezoek bij
Erich Maria Remarque
Onze Leidsche correspondent schrijft ons:
ERICH REMARQUE,
Ons vermoeden, dat Erich Maria Remarque, die jongstleden Vrijdag op den Rijnsburgerweg te Leiden een klein ongeval met zijn auto heeft gehad, tijdelijk zijn tenten in de nabijheid der Sleutelstad zou opgeslagen hebben, is juist gebleken. Onder de vele verzinsels, die omtrent den beroemden schrijver van lm Westen nichts Neues de ronde doen, behoort ook het ver» haaltje, dat hij voor een journalist schier ongenaakbaar zou zijn. De eerste pogingen, die wij deden om, achter zijn tijdelijke verblijfplaats te komen, wezen ook wel in die richting: de Leidsche politie weigerde hardnekkig zijn adres, haar bekend dank zij bovengenoemd ongeval, op te geven, omdat zij meende daarmede in den geest van den schrijver te handelen; zijn rust mocht volgens haar in zijn vacantie niet gestoord worden.
Hoe geheel anders echter was de ontvangst die ons te beurt viel, toen wij eenige uren na ons vergeefsch pogen bij de Leidsche rustbewaarders ons bij den heer Remarque aan meldden.
Hij was Vrijdag onder weg naar zijn huidige verblijfplaats Noordwijk aan Zee, had zeer lang achter het stuur gezeten, keek vermoeid uit het portier van zijn Lanciawagen, sloeg daar door geen acht op den vluchtheuvel op den Rijnsburgerweg en botste tegen een lantaarnpaal op. Mevrouw Remarque was in zijn gezelschap, maar die was evenmin als de schrijver zelf erg geschrokken. Hij rijdt zeer veel auto, doch heelt zelden een ongeval; dit was het eerste gedurende de laatste twee jaar. Wij hadden inmiddels een plaatsje gevonden op het terras van een der grootste hotels te Noordwijk.
Remarque ziet er niet naar uit, alsof hij de verschrikkingen van den oorlog van zoo nabij heeft meegeleefd: het is een knappe, jong uitziende rustige man. met een paar heldere vriendelijke oogen, bovendien een aangenaam causeur, wien alle pose of gemaaktheid absoluut vreemd is. Hij is, zooals men weet, op het oogenblik drie en dertig jaar. Veel behoefden wij zelf niet te vragen. Remarque. die zelf ook journalistieke arbeid heeft verricht, maakte het ons zeer gemakkelijk. Hij wist precies wat wij gaarne wilden weten en verklaarde zich bereid op onze vragen zoo uitvoerig mogelijk te antwoorden. „Ja," aldus onze gastheer, „over Im Westen nichts Neues valt niet veel nieuws meer te vertellen. Op het oogenblik zijn er alleen in Duitschland al meer dan een millioen exemplaren van verschenen. Het is een fout, dat men, en vooral mijn tegenstanders, wil beweren, dat ik van den aanvang af wel geweten zou hebben welk een succes ik met dat boek zou behalen. Hoe ik er toe gekomen ben het boek te schrijven? Och, dat is zoo van zelf gekomen. Ik heb er veel over nagedacht, veel met mijn kameraden over mijn plannen voor het boek gesproken en toen ik er aan begon, was het in zes weken klaar. Doordat tien jaar sedert den oorlog waren verloopen. heb ik alle bijzaken weggelaten, en datgene wat het sterkst in mijn geheugen is blijven voortleven in mijn boek verwerkt. Niemand meer dan ik was over het succes van het boek verrast, maar u moet niet vergeten, dat niet altijd die boeken het meest succes hebben, die het best geschreven zijn. Er zijn over den oorlog zeer vele boeken geschreven en daar onder zijn enkele zeer goede.
Hier werd ons onderhoud onderbroken door de komst van een keurig aangekleed Duitsch jochie, die om de handteekening van den heer Remarque kwam bedelen. Daar wilde onze gastheer voorloopig niets van weten. Hij zal er eens over nadenken. Voor drie jaar, aldus praatte hij door. bekommerde zich niemand om mijn handteekening. Ik ben nog precies dezelfde gebleven als voor drie jaar. en nu wil iedereen mijn handteekening hebben. Wel heel duidelijk liet de heer Remarque blijken, dat hij wars is van alle vleierij of huldebetoon. Vóór alle, is hij er op uit zichzelf te blijven en zich door niets en niemand te laten beïnvloeden. Een onderhoud als dit, aldus onze gastheer, valt mij soms moeilijk, eenerzijds wil ik niet onvriendelijk zijn door te weigeren, ik ben overigens zeer goed met de taak van een courant op de hoogte, heb daar zelfs ook verplichtingen aan maar anderzijds ben ik zoo bang. dat men mijn bereidverklaring om een onderhoud toe te staan verkeerd uitlegt. Ik wil niet behooren tot hen, die zich op een voetstuk plaatsen en zich dan genadiglijk tot het geven van een interview willen leenen. Laten we dan als gewone persmenschen onder elkaar liever een gewoon vriendschappelijk gesprek hebben.
Ja. m 'n tweede boek heb ik in hoofdzaak in Holland geschreven. Ik heb er twee jaar over gedaan; dan eens was ik in Duitschland. dikwijls in kleine plaatsjes aan de Duitsch Hollandsche grens, vaak ook in een of ander klein plaatsje aan het Noordzeestrand. Dat tweede boek te schrijven was buitengewoon moeilijk, want gelet op het succes van lm Westen nichts Neues, thans meer een wereldbeschouwing geworden dan een boek kon het niet anders of men zou van mijn tweede boek Der Weg zurück zeggen, dat het niet zoo mooi was als het eerste. Het ligt in mijn bedoeling dit tweede boek nog door een derde te laten volgen. Wanneer dit klaar is weet ik zelf nog niet. Trouwens dit derde deel sluit geheel bij het tweede boek aan. Het zal behandelen het begrip en de waarde van den arbeid, de levensvreugde der menschen, die zich weer in het leven terug vinden. Men heeft mij wel eens voor een pessimist uitgemaakt: dit is echter onjuist. In lm Westen nichts Neues heb ik gepoogd het menschclijke in den mensch, die steeds den dood voor oogen heeft, te schilderen. Men heelt onder de vele onwaarheden, die over dit boek ten beste zijn gegeven, gezegd, dat het een tendens-roman zou zijn. Dit is beslist onjuist. Van het oogenblik af, dat een tendens in een boek wordt gelegd, dan gaat er iets van de stuwende kracht en van het eigen inzicht van den schrijver verloren. Im Westen nichts Neues is van het begin af tot het einde waar. Men heeft wel getracht hier en daar op onjuistheden te wijzen, maar tegenover elk van dergelijke beweringen heb ik honderden en honderden brieven ontvangen die alle getuigden, dat het zoo en niet anders was.
Critieken over mijn boeken lees ik haast nooit. Van de vele critieken over Im Westen nichts Neues heb ik er ten hoogste tien of twaalf gelezen en dan bij voorkeur nog die, welke afbrekend waren. Er bestaat geen enkele criticus zoo scherp als ik zelf over mijn eigen werk. Ik weet heel goed wat wel en wat niet goed is van wat ik geschreven heb.
— Over Im Westen nichts Neues bent U dan toch wel tevreden?
O neen, ik zou het nog scherper hebben willen zeggen; het is nog veel te zwak en ik kan me voorstellen, dat er schrijvers zijn, die nog scherper de verschrikkingen van den oorlog zullen beschrijven dan ik deed. Ik zou een partijboek geschreven hebben? Ook dat is onwaar; ieder mensch is ten slotte tegen den oorlog gekant Ik heb slechts het zuiver menschelijke beschreven en dat wordt door den mensch van alle landen op dezelfde wijze aangevoeld en begrepen. Ook het derde boek zal vermoedelijk in Holland worden geschreven. — Heeft Holland iets wat U in het bijzonder aantrekt? '
Zeer zeker; de juiste reden weet ik niet, maar ik voel mij tot dit land aangetrokken, vermoe» delijk omdat het zooveel overeenkomst heeft met mijn geboorteland Oost-Friesland dicht bij de Hollandsche grens, met Meppen enz.
Er gaat van uw land een weldadige rust uit, waardoor het prettig is hier te werken. Met mijn auto ga ik overal heen — achter elkaar de elfhonderd kilometer van Berlijn naar Parijs — ik heb overal getracht te werken, maar in Holland bevalt het mij 't beste. Ik heb het wel gehad, dat ik in Berlijn was, achter het stuur ging zitten om een dag of drie in Holland door te brengen. Het laatste jaar ben ik wel tien keer in Holland geweest. Op mijn laatsten tocht heb ik vooral het prachtig landschap tusschen Utrecht en Leiden bewonderd.
Met mijn derde boek ben ik nog niet begonen, maar ik wil trachten steeds beter werk te leveren. Als ik een boek af heb en het is gedrukt, dan lees ik er nooit meer in; misschien nog eens over tien jaar. Maar als een boek klaar is dan beschouw ik het voor mij als geëindigd; wil dan alleen trachten een' nog beter boek te schrijven:' Mevrouw Remarque die even kennis was komen maken, was reeds naar het strand gegaan; wij wilden niet langer beslag op haar echtgenoot leggen.