zondag 18 september 2016

Margriet de Moor Van Vogels en Mensen


Vandaag laten wij die gehele smaragdgroene archipel even ver weg liggen en blijven thuis, gewoon in Noordwijk. Badplaats gehuld in tropische temperaturen en badplaatsbezoekers.....geen tijd dus voor uitgebreide verhandelingen....maar toch....Nieuw boek op de plank in aantocht.....Margriet de Moor, de lagere schooljaren doorgebracht in Noordwijk, kondigt in een VPRO interview de uitgave van haar nieuwste boek aan: release op 26 september 2016......Boeken Martha maar vragen een gesigneerd exemplaar voor me in bestelling te nemen..........gemakshalve maar even mijn verhaal uit Noordwijkse Huizen hier overgenomen, scheelt toch weer typewerk!



Noordwijk Badplaats 150 Jaar Jong, Margriet de Moor, Van Vogels en Mensen

zondag 18 september 2016
Gezegend zijn met een zoet zappende zuster .........brengt je,  op een weer uitzonderlijk zomerse zondagmorgen in zeptember ( u ZIET het al, UITGESLAPEN!)  bij een montere Margriet de Moor.......in gesprek over haar nieuwste boek getiteld
'Van vogels en mensen'. Kijk nog even bij uitzending gemist naar het interview.
Het klinkt herkenbaar, natuur en mysterie, voel weer de warmte uit mijn jeugd, de zomerse tocht, het voorjaar langs de bloeiende bollenvelden, de geur van hyacinthen en aan het einde van de wereld, de school. Fris gebouwd en nieuw, een angelusklokje lokkend klepperend, het gevecht ....wie gaat het luiden deze keer, de zeewind het stuivend duinzand over de speelplaats....... voorleesuur op zaterdagmorgen. Boeiend! Doet me goed die frisheid in het interview.......Noordwijk 150 Jaar Jong.

woensdag 19 november 2014

Ems van Soest, een Kleine Grote Schrijfster

laatste wijziging 24-07-2016
Soms loop je jaren met het plan rond dat maar niet ten uitvoer komt.  Tot vandaag. Een korte verzameling van beelden van de schrijfster Ems van Soest. Waarom? Ooit heb ik haar leren kennen, via mijn werk waren er wat oppervlakkige contacten....dat was alles. Ik vroeg me af wie die vrouw toch was, stil en bescheiden, maar wel een schrijfster van naam....later, als ik niet meer zou werken zou ik het uitzoeken........ook nadat de deur van de werkgever voorgoed gesloten was, duurde het nog vele jaren, tot vandaag dus. Ems van Soest. Eerst maar eens het internet afgestruind.....dat brengt de beelden die u hierbij krijgt vertoond. Daar moet u het maar eventjes mee doen....tot de volgende opleving zich weer voordoet. Maar wilt u mee vertellen over het leven van Ems van Soest, meldt u dan, een klein monument voor een bescheiden vrouw, schrijfster van boeken.........meldt u bij boekenoverschot@gmail.com
 Altijd opnieuw komt er weer iets tevoorschijn uit die overvolle zolder van mij.......dit keer een gids voor "De Hollandsche Vrouw in Indië" met een inscriptie op het eerste blad " ref. Schimmel 1942"




Schrijfster Ems van Soest op het stoomschip Fushimi Maru van de Nippon Yushen Kaisha van Marseille naar Java, vermoedelijk in de Middellandse Zee. V.l.n.r. Emma Maria van Soest-Van Angelbeek (moeder), mevrouw [...] de Vries, Guus van Soest[?], E.I.H. van Soest




Schrijfster Ems van Soest (linksvoor) op het stoomschip Fushimi Maru van de Nippon Yushen Kaisha van Marseille naar Java, vermoedelijk in de Rode Zee. V.l.n.r. voorste rij: 1 Ems van Soest, 2 mevrouw [...] de Vries, 3 Bep [...]. Achterste rij: 1 J. Verkerk, 2 Emma Maria van Soest-Van Angelbeek (moeder), 3. Guusje [...], [...] van Egmond, [...] van Cattenburgh


Ems van Soest handtekeningen uitdelend ( bron: Ga het na)



Vilan van de Loo schrijft in HET DAMESCOMPARTIMENT  de navolgens tekst  vol bewondering voor het werk van Ems van Soest. Meer bijzonderheden over de schrijfster zijn daar te vinden.
Alles, wat vreugde aan je leven kan geven, is niet te duur gekocht. Een meisje moet coquet zijn, er op zijn behoorlijkst uit willen zien"
Uit: "V voor Nicoly"

Ems van Soest

Emma Ingelina Helena van Soest heette zij, en hoewel haar boeken tientallen jaren geleden verschenen, zijn ze nog altijd geliefd. Velen kennen haar meisjesromans zoals De Pauw (1930), Het Bergkoninginnetje (1934) of latere titels als Een wajang in Gods handen (1946). In Moesson publiceerde Ems herinneringen aan een heerlijke Indische jeugd op de thee-onderneming Ngargoloko-Malebari (Midden-Java), in haar romans vertelde ze over optimisme en levensmoed.

"Ouwe, trouwe ratelkast," sprak ze tegen haar Remington. "Je verveelt me soms gruwelijk. Kon ik maar eens wat interessanter dingen op je neertikkelen, maar helaas, de Baas voelt slechts voor zakelijke en geldswaardige pampieren... enfin!" Ze zuchtte van verademing, toen het vijf uur sloeg (...)". In deze paar zinnen uit De Pauw liet Ems van Soest haar lezeressen weten dat een modern meisje het kantoor heus niet hoefde te idealiseren. Het was vaak ploeteren en weinig echt plezier. Soms dwong de crisistijd van de jaren '30 meisjes tot een werkend bestaan. Zo ook de Pauw, zoals Inka in de roman door collegaatjes werd genoemd, die haar trots om geld te kunnen verdienen beschouwden als hoogmoed. Nee, kantoor was niet alles, dat wist Ems wel uit eigen ervaring.

Nadat zij de drie-jarige H.B.S-cursus doorlopen had, haalde Ems type- en stenodiploma's. In een betrekking op het Semarangse kantoor van Crone leerde ze de ups and downs van het kantoorleven kennen. Over dergelijke ervaringen kon ze geen boeken vinden. Dat kon niet. Ems, die zo graag las, besloot kordaat daarin verandering te brengen, vertelde ze later: "Ik nam de typemachine en schreef achter elkaar De Pauw, mijn eerste boek. Ik heb altijd getracht het Indische leven, mijn leven, zo precies mogelijk weer te geven."

Met De Pauw legde Ems van Soest de basis voor een succesvolle literaire carrière. Ieder jaar verscheen er één, soms twee boeken. Vrijwel altijd vertelde ze over het werkende meisje in Indië, dat soms in troosteloze pensions moest wonen, vaak een gelukkig huwelijk sloot en altijd een goed karakter had. Elke roman bezat de positieve Van Soest-moraal: gebruik je talenten, leer doorzetten en geniet van het goede. Het was een nieuw genre meisjesboeken dat enorm aansloeg. Lezeressen, onder wie de jonge prinses Beatrix, adoreerden de boeken, recensenten waren vol waardering, de verkoopcijfers stegen en kranten en tijdschriften vroegen haar om artikelen.

Ems gaf lezingen, maakte samen met haar broer Jan reizen die ze in haar boeken verwerkte, las dichteressen als Alice Nahon en genoot van het leven. Tot kort na de Tweede Wereldoorlog was Ems een gevierd schrijfster. Toen keerde het tij.

Net als voor veel anderen, was de oorlog ook voor Ems een omslagpunt. Ze had Indië inmiddels ingeruild voor het Hollandse Den Haag. Door bombardementen verloor ze woning, huisraad en dierbare familie-eigendommen uit Indië. Ieder dubbeltje moest voortaan omgekeerd worden. Terwijl ze haar teleurstelling over een verloren liefde verwerkt en met bureaucratische instanties vocht om de vergoeding van geleden oorlogs-schade, had ze ook nog zorgen om haar broer, bij wie tuberculose geconstateerd was. Dit alles vond zijn weerslag in haar boeken.

Zo schreef ze in Een wajang in Gods handen (1946) fel over Indische NSB-ers en intimidatie van vrouwen door Japanners en in V voor Nicoly (onbek. jr.) kwam getob voor met textielpunten, evacuaties en ongewenste maar onvermijdelijke inwoning. Ems had al eerder laten zien hoe veelzijdig haar talent was. Het prachtige Theeland (1938), de voorloper van romans als Hella Haasse's Heren van de thee, was daarvan een overtuigend bewijs. Ems: "Ik voelde gewoon, dat ik méér kon." De waardering bleef uit. Het publiek wilde in haar alleen de zorgeloze meisjesboeken-schrijfster zien. Ems rechtte haar rug en ging weer naar kantoor, ditmaal dat van een Haags ministerie.

De jaren '60 en '70 waren moeilijk. Haar ogen gingen achteruit -een ramp voor een schrijfster - , ze was eenzaam en alleen door zuinig te leven kon ze af en toe op reis, nieuwe indrukken opdoen. Iedere verjaardag dacht ze vol verlangen terug aan haar ouders en haar twee broers, allemaal overleden maar in haar hart nog steeds aanwezig. Of ze ooit weer echt zou schrijven, betwijfelde ze: "Zal ik er ooit nog de inspiratie, de discipline, de kans toe krijgen en zal ik ooit bestand zijn (...) de venijnen te weerstaan van de huidigen critiek?"

De kans kwam. Op verzoek van Lilian Ducelle, destijds redacteur van Tong Tong, begon Ems over haar Indische jaren te publiceren. De theegeur op de onderneming, de pracht van de tjemara-bomen, de elegante jurken die mama voor haar maakte, de lagere school- alles even dierbaar. Er kwamen brieven van lezers, vol herkenning en sympathie.

In 1984 overleed Ems. De laatste periode was soms treurig geweest, maar wel met de troost weer te kunnen schrijven, juist over de gelukkigste tijd in Indië. Alsof ze het voorzien had, noteerde ze in 1932, als net gedebuteerd schrijfster, in haar Op den achtergrond genoteerd: "ze zou schrijven, zich aan dat llerliefste werk wijden, dat werk, dat haar een tweede leven gaf als het ware, het werk, waaruit ze altijd weer nieuwe moed kon putten".

Uit het Damescompartiment: "Paul heeft nooit veel met meisjes opgehad, hij vond ze onbeduidend, aanstellerig en ongevoelig, tenminste, diegene onder haar, die hij kende. En dus dacht hij, toen wij kwamen, over ons hetzelfde. Maar toen hij jou wat meer leerde kennen, vertelde hij aan Mevrouw de Groote eens in een vertrouwelijke bui, dat jij hem deed denken aan zijn gestorven zusje, waar hij dol, dolveel van gehouden heeft." Uit: "De Pauw"

Ems van Soest: Het verloren zusje Ems was het vierde en jongste kind van Willem en Emma van Soest. Voordat haar twee broers geboren werden, kregen haar ouders een meisje, Margootje. Zij stierf zes dagen na haar eerste verjaardag aan de gevolgen van een ongelukkige val. Hoewel Ems haar zusje dus nooit ontmoet heeft, voelde ze wel af en toe haar aanwezigheid. In de romans van Ems is het motief van een gestorven zusje regelmatig aanwezig, zoals in De Pauw, Ter ere van Holland en Pauli's leerschool. Over het gezinsdrama zelf schreef Ems ook zonder literaire verhulling: "Moe en afgemat, acht maanden zwanger, snakte ze [Emma, de moeder van Ems] naar een bad en vroeg de jonge baboe, die na Carsina's vertrek voor het kind zorgde, om op Nonnie te passen. Margootje had de pop, die ze met haar verjaardag gekregen had, in een slendang gedaan en wiegde die onder het zingen van "nina, nina bobo". Ze liet de pop ruiken aan de bloembakken toen Emma in de badkamer verdween. Heerlijk, dat water waarmee ze zich siramde..... ze zong blij een lied uit haar meisjestijd, toen ze plotseling verstarde. Een vreemd geluid, alsof iets viel van vrij grote hoogte..... een plofje op de marmeren vloer en dan plotseling een klagelijk gehuil van haar kleintje. Ze rende met natte haren de mandikamer uit en vond haar kind met het achterhoofdje op de vloer, blijkbaar van een hoge stoel gevallen waarop de baboe haar had gezet. (...) De door de Regent geroepen dokter stelde vast: "Zware hersenschudding tengevolge van een val." Bloemstukken en kransen werden binnengedragen. Doch het kleine kistje was uitsluitend bedolven onder de boeketroosjes, die Margootje met haar eigen handjes hand gestreeld. (...) "Margaretha Christina van Soest" stond er met mooie letters [op de grafzerk]. "Geboren 15 april 1892. Sf. Kalibagor. Overleden 21 april 1893 te Banjoemas". Bron: 'Een Indisch sprookjeshuwelijk' door Ems I.H. van Soest. In: Moesson, 26e jaargang no. 5, 1 oktober 1981, pag. 8-9.



Werken van Ems van Soest

V voor Nicoly
De pauw, 1930
Op den achtergrond, 1931
Harriët, 1932
Astrid, 1933
't Stuur in handen, 1935
Joke wordt mensch. Meisjesroman uit Indië, 1936
Alleen in 't volle leven, 1937
Jonge zwervers. Moderne meisjesroman, 1937
Ons is de toekomst, 1939
Wij die jong zijn..., 1939
De kern. Roman voor jonge mensen, 1940
De nieuwe koers, 1940
Magda bezint zich, 1941
V voor Nicoly, 1947 (2de druk)
Het komt allemaal in orde. Roman voor jongeren, 1948
Wij weten wat wij willen. De roman van een wonderlijke zomer, 1948
Adorée, 1949

Harriët, 1932
Astrid, 1933
't Stuur in handen, 1935
Joke wordt mensch. Meisjesroman uit Indië, 1936
Alleen in 't volle leven, 1937
Jonge zwervers. Moderne meisjesroman, 1937
Ons is de toekomst, 1939
Wij die jong zijn..., 1939
De kern. Roman voor jonge mensen, 1940
De nieuwe koers, 1940
Magda bezint zich, 1941
V voor Nicoly, 1947 (2de druk)
Het komt allemaal in orde. Roman voor jongeren, 1948
Wij weten wat wij willen. De roman van een wonderlijke zomer, 1948
Adorée, 1949

Secundaire literatuur over Ems van Soest in de dbnl

L. Arts, Clemens Maria Beukers, K. du Bois de Vroylande, Michiel Dierickx, Eugenius Druwé, J.A. van Houtte, Emiel Jan Janssen, Louis H.M. Monden, Hubert Peeters, F. De Raedemaeker, J. Salsmans, C. Schöller en M. Schurmans,‘Boekbespreking’ In: Streven. Jaargang 7 (1939)
Sjoerd Leiker, P.H. Muller, B. van Noort, Henk Spaans, Niek Verhaagen en Ab Visser, ‘[De Brug - 7e jaargang no. 4]’, ‘Boekbesprekingen’ In: Opwaartsche wegen. Jaargang 18 (1940)

Websites over Ems van Soest

http://ems.damescompartiment.nl/


http://archive-kitlv.library.leiden.edu/pdf_documents/22_VAN_SOEST.pdf
2. Correspondentie tussen de ouders Willem van Soest (1865-1932) en Emma Maria van Angelbeek (1876-1945), 1891. Handschrift. 3 stukken. 23-34 Ems (Emma.I.H. van Soest (1908-1984) 3 23. Gelukwensen bij de geboorte van Ems van Soest en ingekomen brieven bij haar verjaardagen; met krantenknipsels over haar examens, 1908-1945. 1 map. 24. Gedichten, 1945. Handschrift, druk. 7 bladen. 25. Plakboek met foto’s van Ems van Soest en krantenknipsels. 1949-1980. 1 deel. 26. Plakboek met ingeplakte recensies van Ems van Soests werken. 1934-1980. 1 deel. 27. Interviews met Ems van Soest, in kranten en tijdschriften. 1952-1972. 1 bundel. 28. Artikelen en verhalen van J.W.A. van Soest en E.I.H. van Soest. 1952-1965. 1 bundel. 29. Artikelen uit kranten en tijdschriften over de Duitse keizerlijke familie. 1950- 1981. 1 omslag. 30. Schriften met aantekeningen en opstellen over onderwerpen uit de Spaanse geschiedenis, vermoedelijk van J.W.A. van Soest. 22 delen. Met een Spaanstalig artikel van J.W.A. van Soest over de Spaanse ambassadeurs in Nederland. 1952-1973. 31. Correspondentie met uitgeverij Kluitman over mogelijke heruitgave van haar werken. 1966-1968. 1 map. 32. Correspondentie, reisverslagen, gedichten en artikelen. 1966-1971. 1 omslag. 33. Diverse (ongepubliceerde) artikelen, een reisverslag voer 1935 en herinneringen aan haar broer J.W.A. van Soest. Getypt. 1975-1982. 1 omslag. 34. Artikel ‘Mijn kamelendoop in de Tunesische Sahara’ met bijbehorende correspondentie en correspondentie met de redactie van De vrouw en haar huis. 1972. Typoscript, 6 stukken. 35. Artikelen over haar reis naar de Verenigde Staten en correspondentie naar aanleiding van deze artikelen. 1969-1972. 36. Correspondentie en losse gedichten. 1972-1973. 37. ‘Kom op, pioniertje’, beoogde roman: kopij, correspondentie. 1973. 1 bundel. 38. ‘Altijd die ene’, beoogde roman: kopij. Z.j., typoscript. 1 bundel. 39. Geestelijke gedichten en voordrachten voor het professor Grevengenootschap. 1972-1980. 1 omslag. 40. ‘Kaligarang 12, Semarang, het huis van duizend dromen’. Artikel door Ems van Soest met bijbehorende correspondentie. 1978-1979. 4 41. Correspondentie met diverse kranten en tijdschriften, met artikelen en ‘ingezonden brieven’. 1973-1981. 1 map. 42. Correspondentie met het personeelsblad van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over het al dan niet plaatsen van artikelen. Met een handgeschreven CV van Ems van Soest. 1975-1978. 1 map. 43. Correspondentie. 1975-1977. 44. Reclamefolders en fondsencatalogus uitgeverij Kluitman met aankondigingen van werken van Ems van Soest. 1947-1952. 1 map. 45. Correspondentie met het Koninklijk Huis naar aanleiding van het verschijnen van boeken van Ems van Soest. 1951-1952, 1971. 1 omslag. 46. Schrift met ingeplakte herinneringen aan een reis door Ost-Friesland. 1964. 47. Genealogische gegevens ontrent de familie van Angelbeek, met bijbehorende correspondentie; met documentatie over tentoonstellingen; gegevens over de verwante geslachten Tinne, Siccama en Intveld . 1 afbeelding van Johanna Springer-van Soest. 1 omslag. 48. Memorie van de Raad ordinair van Nederlandsch Indien en geeligeerden goeverneur van Ceilon Johan Gerard van Angelbeek (1793) Madras, Government press 1908. Druk. 1 deel. 49. Diploma’s op naam van Jan Willem Abraham van Soest voor Spaanse handelscorrespondentie en Spaanse omgangstaal. 3 stukken. 1945-1946. 50. Algemene informatie over het archief-van Soest. Oude plaatsingslijst



nagekomen berichten

Zomer 2015
Op een tropisch warme 5e juli  ongewoon in Nederland komt het volgende bericht in de mail:
Bij toeval - struinende over het wereldwijde web - kwam ik de naam Emst van
Soest tegen. Als jongen net van de middelbare school had ik nog geen plannen
om te werken, maar mijn vader haalde me over om toch maar een degelijke baan
te zoeken. Uiteindelijk werd dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Zo
begon ik in 1970 in het hoofdgebouw aan het Plein 23 in Den Haag aan mijn
ambtelijke carrière.
Ik werd wegwijs gemaakt door een vrouw van een administratieve afdeling en
kwam terecht bij Post- en Archiefzaken. Daar werd ik geparkeerd achter een
typemachine en moest ik allerlei vaag werk doen. Grote vellen met veel
carbondoorslagen, die later losgescheurd moesten worden (let wel op dat je
precies op de perforatie afscheurt!). Op deze afdeling werkte ook een oudere
Indische mevrouw, die er uitzag als een dame. Ook zij zat achter een
typemachine en typte er lustig op los. Bij de koffie kwam ik met haar aan de
praat en zij stelde zich voor als mevrouw van Soest. Onmiddellijk daarachter
vertelde ze dat ze dit werk eigenlijk normaal gesproken niet deed. Ze was
namelijk schrijfster van beroep en had al veel boeken geschreven. Eigenlijk
kon ik met daar als jongen van net twintig niets bij voorstellen, maar
andere collega's op de afdeling bevestigden dit. Ze zag er duidelijk Indisch
uit en had een bril met sterke glazen. Verder netjes opgemaakt en keurig
gekleed. Ze viel niet op omdat er in die veel Indischen op de kantoren
werkten. Toen ik later wat interesse toonde in haar werk en vroeg wat ze dan
geschreven had, vertelde ze dat het boeken voor meisjes waren en boeken over
het leven. Voor mij cryptisch en zeker niet interessant. Ook vertelde ze dat
ze nog steeds schreef en dat er van haar woorden gebruikt werden in de krant
en op televisie. Zij noemde speciaal het woord "miljoenendans" dat
veelvuldig in de 2e kamer werd gebruikt bij de behandeling van de
begrotingen en op televisie langs kwam. Na korte tijd ging ik weer verder
naar een ander afdeling en verloor haar uit het oog. Typisch dat ze me toch
nog helder voor de geest kwam. Een keurige nette dame uit een andere tijd."
René B.


Wat een een aardige reactie en een mooi beeld op de kantoorloopbaan van een INDISCHE DAME!



Hoop nog veel reacties in de mail terug te vinden....



dinsdag 12 november 2013

De Noordwijkse Visser

Hij kijkt u mischien wat nors aan, maar het is een bovenste beste kerel die zich verdiept in het taalgebruik van de eenvoudige visserman en speciaal aan de bevolking van Noordwijk een mooi werk opdraagt. Om u in te lezen alvast een klein gedeelte van de [origineel is te vinden bij de Koninklijke Bibliotheek]  

 S. J. VAN DEN BERGH, Samuel Johannes van den Bergh (Den Haag, 10 januari 1814 - Den Haag, 24 december 1868) was een Nederlands drogist en dichter.


"309
III. DE NOORD WIJKSCHE VISSCHER. Genegen lezer van Nederland heeft uw voet wel eens gewaad door het Noordwijksche duinzand en verlustigde zich ooit uw oog van de dus geheeten werf aldaar in het aanschouwen en volgen van den spiegel des Almachtigen, die groote wateren, die rusteloos af en aan rollen, alleen onveranderlijk te midden van al het afwisselende dat zij besproeien, bespringen of bedreigen? Zoo gij het voor een veertig of vijftig jaren vermocht en nu andermaal over de hel (1) heen de schreden richtte naar dat visschersdorpjen, — evenwel niet zonder u op die bekoorlijke plek te hebben omgewend en uw blik te hebben laten weiden over dat altoos bevallige en verrassende landschap, en een poos geboeid te zijn geworden door het vergezicht van het in de laagte gelegen Noordwijk-binnen, met zijn rozenakkers en kruidentuinen, zijn klaverweiden en aardappelvelden, zijn uitgestrekt Leeuwenhorst en boven eeuwenoud geboomte gekoepelde Vinkeveld, welk geheel gij u met mij zoudt geschilderd wenschen door den schilder der vergezichten, onzen eenigen Schelfhout — zoo gij het voor een veertig of vijftig jaren, zeggen wij, vermocht en nu op nieuw dat dorpjen betraadt, waar het opslaan van zijn tabernakel voor wie maar op de minste beschaving aanspraak maken mag eene onmogelijkheid is, hoe zou u de omkeering met diepen weemoed vervullen, reeds van den eersten voetstap af, dien gij bij Verloops timmerschuur in het mulle zandspoor zet tot aan het einde dier zoogenaamde voorbuurt toe, waar door een voor het schoonheidsgevoel nijdige, maar voor het stuiven allernuttigste heining u de vrije uitkijk op de zee wordt ontzegd. Niet dat de huizen, in

310 S. J. VAN DEN BERGH, weerwil van den toenemenden achteruitgang en armoede u schrikkelijk vervallen zouden aanstaren — in deze alles behalve ongelijk aan hunne bewoners zelven, die zeker bij uwe verschijning gelijk een bruinvisch ter deure uitschieten als of gij een Armeniër of Einlander waart — maar de bedrijvigheid die vroeger dit door rookerij en droogerij vermaarde plaatsjen kenmerkte, en er een voor allen weldadige welvaart verspreidde, zoudt gij er te vergeefs zoeken, en stellig, indien het dorp maar bestraat ware, schoot het gras er tusschen de steenen even welig op, als de duizendblad, de malva,en de wilde thijm aan zijne omringende geele duinen door hun levendig groen, wit en paarsch eene bevallige schakeering bijzetten. Maar juist die verandering in het inwendige zou u pijnlijk aandoen , en zoo het toeval of eenig belang u op een zondag derwaarts voerde, zou het strand u in plaats van vijftien tot twintig pinken er u slechts vijf doen aanschouwen en trof uw oog naauwelijks een visscher meer aan, die, naar de catechismuspreek gaande, een sagrijnen kerkboek met zilveren sloten of wiens vrouw een oorijzer draagt van hetzelfde metaal. Het is of de vischvangst, de eenige bron van bestaan van dit, zoo als van alle zeedorpen — de bloeiende wijk G van de hofstad uitgezonderd —- langzamerhand aan het kwijnen en in verval geraakt, en te vergeefs zoekt uw blik hier dan ook meer dan één reeder, terwijl men weleer een aantal dier voor het dorp onmisbare steunsels telde, die, gelijk men zeide, voor geen honderdduizend gulden behoefden op te staan," ja, zou u zelfs het schouwspel -worden gegeven van een enkelen, die in zijne grijsheid het liefdebrood bij zijne kinderen of het genadebrood eet in het huis der barmhartigheid, tot welks regenten hij eenmaal zelf gerekend werd. Nog die ééne reeder weggerukt of door verliezen geteisterd, die zijn val noodwendig moeten na zich slepen, en de visscherij is er geheel te niet als op het droevige Ter Heijde, waarvan men kan getuigen, dat de laatste vischpink als verdwenen is, en met den reeder zal dan tevens de visscher verdwijnen, die eenmaal een schakel vormde in de keten dier dorpsmaatschappij, wier eigenaardigheid wel niet zoo sterk uitkomt als die van het eiland Marken, waar de zeden, gewoonten en begrippen van voor twee eeuwen dagteekenen, doch welke visscher genoeg karakteristieks bezit, om, zoo als hij zichzou uitdrukken, //alevel" (1) niet een //amerijtje" (2) onze aandacht te wijden.

311 S. J. VAN DEN BERGH, Even als van bijna alle arbeidende standen kan worden getuigd, maakt ook de visscher het midden uit tusschen hoog en laag en is hij in het dorp wat de burger is voor de stad. Hij is de nijvere hand, die het plaatsjen zijner geboorte in stand helpt houden , en er het leven voor waagt op dien uitgestrekten plasch, waarmede hij van zijne jeugd af als vereenzelvigd is. Men heeft het beweerd, dat de visscher niet op het land kan ademen, evenmin als de koopvaardij-matroos rust voor hij weder het dek onder zijne voeten voelt, en er schuilt voor't minst waarheid in; wij toch hebben visschers gekend die bij storm en onweder even rustig waren als de ijsvogel in zijn dobberend nestjen, ja, wier vermetelheid en onverschrokkenheid in het kampen met de elementen tot een spreekwoord was geworden, maar die, na elven naar den Noord wijkerhoek op konskop (3) of ter bezorging van een brief op de nachtschuit naar Amsterdam gezonden, hun baaitjen uittrokken, om, gelijk zij voorgaven, straks te harder te kunnen loopen, wanneer er soms iemant opdagen mocht. Deze angst op het land nu is reeds, dank hebbe de loting, dat erfdeel der Napoleontische verdrukking, hetwelk slechts van naam is veranderd, en waarvoor de jonge visscher met even groote vrees vervuld is als de rampzalige Pool voor eene verbanning naar Siberiëns sneeuwsteppen — vrij wat getemperd, daar van dien kant de beschaving er al eenigermate doordringt en dus enkele varensgezellen iets meer van het land hebben aanschouwd dan hun tamelijk loggen koepeltoren, hun schuitengat, hun vierbot, (4) “Noortik-binnen" en de “stad van Laije." Maar toch heeft de zee, in wier zwinnetjens" zij speelden in hunne jeugd, en die hun als eene andere Sirene boeide door eene voor den stadsbewoner ongekende toovermacht; voor de mannelijke bevolking van ons zeedorp iets aanlokkelijks boven het land, en voelt menig dorpeling zich gedrongen het aantal Oost-Friezen, Deenen en ....."
1) „Evenwel."




(2) „Een oogenblik," door enkelen gehouden voor eene verbastering van ave Maria, den tijd waarin het opzeggen er van duurt.



(3) Kondschap.



(4) Baak.





312

S. J. VAN DEN BERGH,

Nooren te helpen verminderen, waarmede onze koopvaardijvloot is bemand. En gelukkig dat de Schepper aan velen eene liefde inboezemde voor het beroep hunner voorouders, en menig niet nadenkt hoeveel ruimer en minder gevaarlijk elders het dagelijksch brood is te verdienen dan op eenige samengenagelde planken en rondhouten, ter lengte van dertig voet ongeveer, waarop bij beurten de wind, de sneeuwjacht, de zon giert, snerpt, of brandt, waartusschen ontbering en ongemak zich genesteld hebben, en waarover de bedriegelijke diepte plascht, die wanneer zij bladstil is, hen op haar vlak als nagelt of in oproer met zich-zelve ze als een veder doet stuiven langs haar bergenhoog schuim. En toch, als de toekomstige visscher naauwelijks negen jaren telt en op zijn best kan rekenen en schrijven, bestijgt hij reeds de pink, waarop zijn vader en misschien reeds zijn grootvader voer, en gevoelt hij zich niet minder gelukkig en opgewonden dan de knaap in de stad, die, een paar jaren ouder, naar het gymnasium trekt als de oefenschool voor zijn volgend bestaan. Zie hem daar met zijn boezeroen en leeren mouwen aan, met zijn blaauwe, van bonte randen voorziene, slaapmuts op en zijn overige zeemansplunje onder den arm, in het volle gevoel van het gewicht zijner te aanvaarden betrekking, voortdrentelen naar het strand, waar het vaartuig hem verbeidt, dat hij gewis reeds eens als kind heeft bestegen om een pleziertocht] en te doen in de Binnenlek (1), doch waarop hij als jongen zijn kost zal verdienen. En weet gij wel, mijnheer, wat die kost is? Hebt gij er wel ooit aan gedacht, mevrouw, wanneer gij uw spijkerharden tarbot voor u zaagt dampen, uw malsch gestoofde kabeljaauwstaart u toelachte of de vette heilbot door u werd toegediend aan uwe talrijke gasten, hoe schraal het maal was van den visscher, wiens nijverheid u in staat stelde uw tafel met die smakelijke ronfisch en plaffisch (2), zoo als hij ze heet, te voorzien? Gelukkig dat gij het niet weet, of het u niet inviel, zoo gij het weet; want uw eetlust zou u wellicht vergaan zijn op de gedachte alleen. In den schrobtijd, van Februari tot September, wanneer hij naar de Buitenlek vaart en in geen



(1) Binnenlek. De visschers noemen dat gedeelte der zee tusschen het strand en de Breeveertien — binne-lek.



(2) Platvisch en rondvisch.





313

S. J. VAN DEN BERGH,

tien of twaalf dagen zijne huisgoden weder ziet, en om schol, tongen en tarbot uitgaat, bestaat zijn eerste en laatste maal uit den, zeker wel verschen, maar niet grootsten, visch, dien hij ophaalt, benevens wat aardappels, met mosterd en azijn gekruid — boter kent hij daar slechts bij naam — of uit erwten en grutten, met een karig en meestal garstig stukjen spek, terwijl zijn avondeten hem wordt toebereid uit een vaatjen mede genomen kaarnemelk, die, in den beginne reeds niet van de meest versche, op den laatsten dag met azijn kan wedijveren en niet altijd met stroop kan worden verzoet, terwijl men de bestanddeelen van zijn ontbijt in melklooze koffi met een “smoussie" (1) en roggebrood vindt, welk laatste op het einde van den tocht de scherpte van zijn gebit soms op de sterkste proef stelt, en voor welks schimmel men de oogen maar dichtknijpt. Bij het overloopen (2), van half September tot half December, gedurende welken tijd menige schuit slechts ééns “aankomt," wordt de kaarnemelk door bier vervangen om met de gort te worden genuttigd, treedt de scheepsbeschuit in de plaats van het roggebrood, en zou menig visscher liever als eertijds zelf de bezorger van zijn victualie zijn, nu het ongeluk wel eens gewild heeft, dat de beurs van een reeder met de erwten in hardheid wedijverde. In den beugtijd (8), van November tot Februari, voedt de visscher zich te midden van zwaren wintervorst, waardoor want en touwwerk schier niet te hanteeren zijn, of gehuld in den, 't gebeente verkillenden, mist, zich somtijds den geheelen dag enkel met brood, daar hij zich geen tijd veroorlooft om het vuur in den vuister tot koken aan te wenden, waar zijn zwaar beroep hem tot dubbele werkzaamheid wekt, en hij toch met den avond aan zijn niet al te grooten huiselijken haard zich schadeloos hoopt te stellen voor het gemis van een verwarmend maal, aan de zijde zijner huisvrouw en meestal ruimen “zegen des Heeren”; — want meermalen telden wij boven het achttal en zelfs eens een drie en twintigtal op in de bekrompene woning — een zegen, dien de Noordwijksche visscher met alle de bewoners van den “zijkant" gemeen heeft, de oorzaak waar-



(1) Elders babbelaars, balletjens, brokken, kokillen enz. genoemd.



(2) De steurharingvangst op de kusten van Engeland en Schotland; zeker het meest met gevaar verbonden.



(3) De vangst op schelvisch en kabljaauw,

314

S. J. VAM DEN BERGH,



van wij, die ons voor psycholoog noch voor physioloog uitgeven, aan de mannen van het vak ter opsporing overlaten. En terwijl gij, met zoo veel weelde omringden lezer, u neerzet aan uw avonddisch, dien de visscher hielp voorzien van de gebakken tongen of gestoofden schel visch, waardoor uw Amsterdamsche dunsel te smakelijker wordt, en gij u een wijle daarna warm en wel omwentelt in uw donzen bed, ligt hij, bekrompen en als het ware toegevouwen , op zijn “bultzak” (1), indien hij er al een bezit, en onder zijn "kombaers" (2), zoo even door zijn makker verlaten, die hem op de wacht vervangen moet. Dan — klauteren wij in onze verbeelding het vier tot vijf voet groote “voorgat" uit, dat het zestal tot huiskamer, slaapvertrek en keuken dient, en keeren wij terog tot den jongen, die zijn Eldorado te gemoet treedt. En hoe gelukkig is hij als hij voor het eerst op de schuit — thuis heeft hij het vaak tot vervelens toe moeten verrichten als hij veel liever “houpelde" (3) of “takkelessie" (4) speelde — aardappelen schilt, den ijzeren pot schuurt, het eten kookt, den visch helpt oprapen en daarenboven voor al de koppen de pijp opsteekt, om toch vroeg de smaak weg te krijgen van Bilderdijks antipathie: het rooken, — waarvoor ik alleen den grooten dichter reeds mijne sympathie zou betuigen, en hem vaak zijne filippica nazeg : die liebV met Godvergeten handenz., — om weldra een eerste pruimersbaas te worden en te kunnen spuwen als een echte Amerikaan, gelijk alle zijne voorzaten, voor wie de om het smokkelen anders niet verwerpelijke “Fransche tijd" daarom zoo vreeselijk was, wijl zij een brokjen lood of een in aftreksel van tabak gedoopt stukjen touw als surrogaat voor het Nicotiaansche kruid aanwendden. Wat de krullejongen op den timmermanswinkel is, is de jongen aan boord van een “skuit" (5) — de voetveeg voor allen. Die tijd duurt echter doorgaans korter bij den laatsten



(1) Een bed van kaf.



(2) Een soort van wollen deken.



(3) Hoepelde. De Noordwijker verandert strijk en zet oe in on, zoo als de Siegenbeekianen gouvernement tot goevernement vervormen in de uitspraak, wanneer de woorden op k en g uitgaan, vroeg, het imperfectum van vragen, uitgezonderd.



(4) Krijgertjen-spelen. Eene samentrekking van ik tak u het leste.



(5) Skuit voor schuit. De sch verandert daar meest altijd in sk.

woensdag 12 juni 2013

Bij Noordwijk de Kust Verlaten

Berlijn—Amsterdam—Londen in vier uur! „Om halfnegen begint het sprookje ...” Met gezagvoerder Van Veenendaal door Europa.

Waar vroeger de Kalser onder een oude eik de parade gadesloeg van zijn regimenten, het Tempelhoferveld, brommen tegenwoordig de honderden vliegtuigmotoren weg naar alle windstreken. Met de oranje-blanjebleu vlag van de K. L. M. in top, staat daar het vlaggeschip der maatschappij, „De Arend". Nog is de steward bezig zijn gebraden kippetjes te rangschikken welke zoo straks bij Hannover een gretig onthaal zullen vinden.

Tot aan de IJsel bij Olst biedt de Berlijnroute weinig interessants. Bosschen wisselen er af met vennen en korenvelden, het geheel is weinig afwisselend. En niet voordat we Hannover gepasseerd zijn, brengen de heuvels bij Minden wat nieuws. Want 60 Kilometer West van Hannover ligt Minden, ten Noorden van de Porta Westfalica, een nauwe doorgang tusschen de heuvels, welke de Weser doorlaat. Wij zijn daarom tusschen Berlijn en Hannover maar boven de wolken gaan zitten en hebben ons rustig geweten door de radiopeilingen van de verschillende stations. In den namiddag zijn wij weggevlogen van Berlijn en laten ons nu bij de IJsel door het wolkenbed zakken om bij het lager zinken van de zen nog even te genieten van de Veluwe, later van de Zuiderzee als we Harderwijk gepasseerd zijn.

Om 20.10 moeten we aankomen, ongeveer tegelijkertijd met de beide Douglassen, welke van Boedapest en Stockholm komen. En om halfnegen start „De Arend" weer met de doorgaande passagiers naar Londen welke dien middag om twee uur nog zaten te koffietafelen aan de Donau, de Oostzee en de Kurfürstendam.... Is het jullie duidelijk, dat wijzelf het begrip van afstanden wel eens verliezen?

Om halfnegen begint het sprookje.... Want als we, rechtstreeks vliegend, bij Noordwijk de kust verlaten, Gaat het langzaam donker worden en zien we ver links van ons de schitteringen van het vuurschip Maas en later die van het vuurschip Noordhinder. Als het ten minste goed weer is en het zicht meer dan dertig kilometer bedraagt. Amsterdam — Londen is 360 kilometer, ongeveer anderhalf uur vliegen. Ook de monding van de Theems is verdeeld, in verboden en niet-verboden gebieden. Ten Noorden van het eerste Engelsche vuurschip Tongue vliegen we zuiver op onze kaart kijkend, naar het vuurschip Girdler en controleeren aan het aantal schitteringen per minuut en haar kleur, of we niet van onze koers zijn afgeweken. Daartoe zijn onze kaarten van al die gegevens voorzien. Van Girdler naar lichtschip Nore en dan langs de monding van de Medway (haal je vaderlandsche geschiedenis even op en heb dan evenveel plezier als wij wanneer we er iedere keer weer langs vliegen.... tocht naar Chatham.... De Ruyter....) naar Gravesend. Bij goed zicht kun je het verlichte Londen nu reeds zien liggen, want de hemelkoepel boven deze metropool steekt helder af tegen de donkere nacht. Aangezien het van Gravesend naar Londen maar tien minuten vliegen is, worden de noodige maatregelen nu reeds genomen om een vlotte ontscheping der passagiers mogelijk te maken. De steward rekent zijn kippen en biertjes af, Sweitser, de marconist, vraagt toestemming om te landen, de mecanicien controleert om den volgenden dag niet voor verrassingen te staan zijn bougies en dan zweven we voordat we het weten al boven Croydon Aerodrome. Berlijn—Londen in vier uur! We moeten morgen weer vroeg terug. Even een koele dronk en dan met „De Telegraaf", welke we op Schiphol kregen, maar vroeg onder de wol. Of een partijtje biljart? Allright, maar dan niet meer dan honderd caramboles. En dan maf ze.... en pleasant. dreams!
W. Van Veenendaal. gezagvoerder K. L. M.

Krantentitel: X Soerabaijasch handelsblad

Datum, editie: X 11-08-1936, DaJaargang, nummer: X 84, 185
Uitgever: X Kolff & Co
Plaats van Uitgave: X Soerabaja
PPN: X 044376952
Verschijningsperiode: X 1865-1942
Periode gedigitaliseerd: X 1865-1908 / 1929-1942
Verspreidingsgebied: X Nederlands-Indië / Indonesië
Soort artikel: X artikel
Bezit en bezitskenmerk: X Koninklijke Bibliotheek C 64 g

dinsdag 26 maart 2013

Louis Couperus







Wat doen die knipsels over Louis Couperus hier? Geen idee, de tijd zal het leren!

vrijdag 15 maart 2013

P.H.G. Verhoog

Al kennis gemaakt met Pieter Hugo Gerardus Verhoog? Dan wordt het de hoogste tijd. Snel de link aangeklikt en genieten van de belevenissen van een niet te vergeten Noordwijks Auteur. Heb mij vol overgave in
gestort: Van Mexico-City naar Vera Cruz.......schudden onder een sombrero.....beleefde heel de reis weer opnieuw! "Hay Tacos"........dat het bijna honderd jaar geleden ook al kon.....zo'n reis....verbazend modern.....vlug al die anderen boeken ook even lenen van mijn Noordwijkse broer!